
News Update Hoge Raad
Week 25 | Transitievergoeding: grensoverschrijdend gedrag kwalificeert niet op voorhand als ernstig verwijtbaar handelen
27 juni 2022
27 juni 2022
CIVIEL
Transitievergoeding: grensoverschrijdend gedrag kwalificeert niet op voorhand als ernstig verwijtbaar handelenOp het in art. 7:673 lid 1 BW neergelegde recht op een transitievergoeding bestaan slechts enkele uitzonderingen. Eén daarvan doet zich voor indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. In lijn met eerdere jurisprudentie overweegt de HR dat deze uitzonderingsgrond slechts een beperkte reikwijdte heeft en terughoudend moet worden toegepast: alleen indien evident is dat het handelen of nalaten van de werknemer in de arbeidsverhouding met de werkgever niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Bij de beoordeling of deze uitzonderingsgrond van toepassing is moeten worden betrokken de omstandigheden van het geval voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van dit handelen of nalaten. Daarbij moet ook het handelen of nalaten van de werkgever worden betrokken. Daarmee strookt niet om in het geval van grensoverschrijdend gedrag de rechter ertoe te verplichten tot uitgangspunt te nemen dat een werknemer in dat geval een ernstig verwijt treft en aldus het onderzoek te beperken tot de vraag of zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die meebrengen dat de werknemer in zijn verhouding tot de werkgever toch geen ernstig verwijt treft. Dat uitgangspunt zou onvoldoende recht doen aan de verantwoordelijkheid van de werkgever om grensoverschrijdend gedrag in zijn organisatie zoveel mogelijk te voorkomen en bij signalen daartegen op te treden.
ECLI:NL:HR:2022:950
STRAF
Beginpunt redelijke termijn art. 6 EVRMHet beginpunt van de redelijke termijn van art. 6 EVRM is het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door een openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De HR oordeelt in onderhavige zaak dat het politieverhoor van 23 augustus 2016 – waar verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd – geldt als het moment dat de redelijke termijn aanvangt en niet, zoals het hof heeft geoordeeld, de betekening van de dagvaarding op 2 augustus 2018. Gelet hierop is het vonnis van de politierechter van 17 oktober 2018 buiten de redelijke termijn van twee jaar gewezen en vermindert de HR het aantal opgelegde uren taakstraf.
ECLI:NL:HR:2022:844
Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:
27 juni 2022
27 juni 2022
CIVIEL
Transitievergoeding: grensoverschrijdend gedrag kwalificeert niet op voorhand als ernstig verwijtbaar handelenOp het in art. 7:673 lid 1 BW neergelegde recht op een transitievergoeding bestaan slechts enkele uitzonderingen. Eén daarvan doet zich voor indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. In lijn met eerdere jurisprudentie overweegt de HR dat deze uitzonderingsgrond slechts een beperkte reikwijdte heeft en terughoudend moet worden toegepast: alleen indien evident is dat het handelen of nalaten van de werknemer in de arbeidsverhouding met de werkgever niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Bij de beoordeling of deze uitzonderingsgrond van toepassing is moeten worden betrokken de omstandigheden van het geval voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van dit handelen of nalaten. Daarbij moet ook het handelen of nalaten van de werkgever worden betrokken. Daarmee strookt niet om in het geval van grensoverschrijdend gedrag de rechter ertoe te verplichten tot uitgangspunt te nemen dat een werknemer in dat geval een ernstig verwijt treft en aldus het onderzoek te beperken tot de vraag of zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die meebrengen dat de werknemer in zijn verhouding tot de werkgever toch geen ernstig verwijt treft. Dat uitgangspunt zou onvoldoende recht doen aan de verantwoordelijkheid van de werkgever om grensoverschrijdend gedrag in zijn organisatie zoveel mogelijk te voorkomen en bij signalen daartegen op te treden.
ECLI:NL:HR:2022:950
STRAF
Beginpunt redelijke termijn art. 6 EVRMHet beginpunt van de redelijke termijn van art. 6 EVRM is het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door een openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De HR oordeelt in onderhavige zaak dat het politieverhoor van 23 augustus 2016 – waar verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd – geldt als het moment dat de redelijke termijn aanvangt en niet, zoals het hof heeft geoordeeld, de betekening van de dagvaarding op 2 augustus 2018. Gelet hierop is het vonnis van de politierechter van 17 oktober 2018 buiten de redelijke termijn van twee jaar gewezen en vermindert de HR het aantal opgelegde uren taakstraf.
ECLI:NL:HR:2022:844
Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by: